3 februari 1994

3 februari 1994 - Negombo, Sri Lanka

Vroeg op, om de trein van half 7 naar Colombo te halen. Dit is de intericity-express en die doet er maar 2,5 uur over. We zitten tegenover een oude oranje monnik uit 1919 zoals uit z’n papieren blijkt die hij ons laat zien. Onder andere z’n inwijdingsakte uit ’31, hij was toen dus 12. Rugzak achtergelaten en op naar onze vrienden van de Iranese ambassade. De sfeer is weer zeer verwarrend. De oude portier belt op naar z’n baas om te melden dat wij ‘opeens binnen waren’ en ‘they want a visa or something’. De baas is echter weer bijzonder aardig: maar het visum is er nog niet. We zijn eigenlijk niet teleurgesteld, hadden dit wel verwacht. Hij belooft een eventueel antwoord door te sturen naar Delhi en Islamabad. Wij gaan dan naar Fort, bevestigen onze vlucht bij Indian Airlines en bellen naar huis. Mama vindt het koud en ze hebben heimwee! Wij gaan weer naar het station, om 1 uur vertrekt de trein naar Negombo. Jelle spreekt op het perron met een man die de machinist blijkt te zijn en zegt dat we wel bij hem voorin kunnen zitten. Dit zijn hele leuke plaatsjes in de houten stoptrein. En wat stopt hij vaak! De 30 kilometer kost ons anderhalf uur. In Negombo kunnen we de bus niet vinden en sjouwen wat af in de hitte. Het harde leven is weer volop bezig en we worden er knap chagrijnig van. We worden echter beloond met een meevaller: het ons aangeraden privé-guesthouse heeft een mooie kamer voor ons. Na een frisse duik in zee en een potje koffie voelen we ons weer 100 keer beter. Lekker rondgehangen en ‘s avonds vis gegeten.